Algemeen
Adapt at Work is een praktijkgericht onderzoeksproject in het hoger onderwijs. Een consortium van hogescholen en universiteiten doet (ontwerp-) onderzoek naar leerwerkomgevingen in bachelor- en masteropleidingen, gericht op de ontwikkeling van adaptieve expertise (AE) van (aankomend) professionals.
Algemeen
Adapt at Work is een praktijkgericht onderzoeksproject in het hoger onderwijs. Een consortium van hogescholen en universiteiten doet (ontwerp-)onderzoek naar leerwerkomgevingen in bachelor- en masteropleidingen, gericht op de ontwikkeling van adaptieve expertise (AE) van (aankomend) professionals. Adapt at Work wil inzicht geven in werkzame mechanismes in en praktische tools ontwerpen voor de ontwikkeling van AE tijdens werkplekleren.
AE en flexibiliteit zijn belangrijke competenties, aangezien de toekomst van professies voortdurend verandert. Professionals zullen moeten meebewegen met veranderende werkomstandigheden en in staat zijn om die veranderingen vorm te geven.
Ontwikkeling van AE vraagt om leerwerkomgevingen waarin studenten kunnen oefenen met ‘ill-structured’ werkopdrachten, naast meer traditionele meester-gezel leeromgevingen en theorie-gestuurde (werk)colleges. Onderwijsinstellingen experimenteren met integratieve onderwijsvormen zoals challenge-based onderwijs, case-based reasoning en interprofessionele opdrachten en met innovatieve leer-werkomgevingen (labs en werkplaatsen).
Consortiumpartners, 5 universiteiten en 6 hogescholen, brengen onderwijsvernieuwingen in in Adapt at Work. Hiermee bestrijkt het project een brede waaier aan professionele domeinen (waaronder (para)medisch, sociaal, engineering, leraren, ondernemers).
De vraag die centraal staat gedurende het onderzoek is: “Hoe kan de ontwikkeling van adaptieve expertise worden gestimuleerd tijdens werkplekleren in de context van het hoger beroepsonderwijs?”
We richten ons op het leren van (toekomstige) professionals, waarbij we vragen welke mechanismen er optreden die leiden tot adaptieve expertise-ontwikkeling, en welke contexten de werking van deze mechanismen en de uitkomsten die ze opleveren vormgeven.
De kern van het project bestaat uit vergelijkende en thematische casestudies, waarin de werking van deze innovaties m.b.t. de ontwikkeling van AE wordt beschreven en verklaard. Om dit goed te kunnen doen, begint het project met drie voorbereidende studies: een reviewstudie naar concepten en operationalisaties van AE; een reviewstudie naar werkzame bestanddelen van leerwerkomgevingen voor AE en een methodologische studie ter ondersteuning van realistische, vergelijkende casestudies.
In het project wordt voortdurend gependeld tussen theorieontwikkeling en praktische toetsing. We hebben gekozen voor een combinatie van ontwerpgericht onderzoek (design-based research (DBR)) en vergelijkend onderzoek (comparative research).
Binnen DBR hebben docenten een actieve rol bij het ontwerpen en implementeren van interventies, om robuuste ontwerpprincipes te formuleren die toepasbaar zijn in andere omgevingen. Binnen DBR hanteren we een realistische benadering, aangezien we niet op zoek zijn naar ‘gouden standaarden’ of ‘de beste manier’ om een onderwijsinterventie te implementeren. We willen eerder mechanismes ontrafelen over hoe complexe interventies werken of waarom ze falen in bepaalde contexten en omgevingen.
We hebben ons onderzoeksprogramma in 3 fasen gestructureerd:
De discussies in het consortium “in oprichting” tonen dat er gedeelde opvattingen zijn over het concept ‘adaptieve expertise’: het vermogen om je effectief aan te kunnen passen aan nieuwe, onvoorspelbare professionele situaties. Dit vermogen stoelt op een sterke kennisbasis en heeft niet alleen cognitieve kenmerken maar ook attitude-aspecten: onder meer growth mindset, creativiteit en bereidheid tot innoveren. De relatie tussen routine expertise en adaptieve expertise genereert ook discussie: is die relatie volgordelijk, voorwaardelijk of onderscheidend. Een andere discussie is in hoeverre adaptieve expertise, waarbij het gaat om het aanpassen van routine wanneer omstandigheden daarom vragen, ook een rol speelt bij het uitvoeren van nieuwe taken in nieuwe omstandigheden. Deze discussies zijn omgezet in een vraagstelling voor een scoping review rondom het concept ‘adaptieve expertise’ (zie werkpakket 1).
Ook de visies rondom werkplekleren leveren zowel eensluidendheid als discussie op. Men is het erover eens dat voor de ontwikkeling van expertise authentieke (leer)werkomgevingen waarin routine kan worden opgedaan noodzakelijk zijn. Tegelijkertijd vertonen de ingebrachte innovaties grote verscheidenheid als het gaat om hybriditeit (mate van echtheid van de leerwerkomgeving) en organisatie (binnenschools en buitenschools). Markauskaite en Goodyear (2016) bieden een theoretische grondslag voor het analyseren van onderwijskundige interventies, gericht op ‘epistemic fluency’. Mede op basis hiervan wordt een realist review opgezet naar onderwijskundige interventies die potentieel leiden tot de ontwikkeling van adaptieve expertise (zie werkpakket 2).
Alle consortiumpartners zijn betrokken bij onderwijsvernieuwingen, gericht op de ontwikkeling van ‘future proof’ expertise bij hun studenten. Dit vertaalt zich in aandacht voor de ontwikkeling van adaptieve expertise (onder verschillende noemers) door middel van authentieke opdrachten voor studenten én door het verschaffen van een stevige theoretische basis. De onderwijskundige aanpakken vertonen verschillen op kenmerken als disciplinariteit (mono- of inter-), aard van de opdrachten (design-based of research-oriented), betrokkenheid van werkveld c.q. professionals (opdrachtgever versus participant) en positionering van leerwerkprocessen (van gesimuleerd binnen de instelling tot authentiek werkplekleren). Met behulp van de realist evaluatie willen we die verschillen benutten om de vraag te kunnen beantwoorden “welke onderwijsaanpak werkt in welke omstandigheden; en welke mechanismen spelen daarbij een rol?”. Hiertoe zal in werkpakket 3 de onderzoeksmethodologie worden uitgewerkt, waarna in werkpakket 4 de ingebrachte onderwijsinnovaties worden geëvalueerd en vergeleken middels case studies, waarin de gehanteerde onderwijskundige praktijktheorieën worden geëxpliciteerd (op basis van werkpakket 1 en 2) en getoetst aan behaalde resultaten.
In werkpakket 5 zullen we door middel van een cross-case analyse vragen proberen te beantwoorden die we expliciteren vanuit de resultaten van de eerste 4 werkpakketten en komen we in werkpakket 6 tot definitieve modelvorming en producten voor valorisatie (werkpakket 7).
Projectleiders
-
- Prof. dr. Loek Nieuwenhuis
-
- Prof. dr. Lia Fluit
-
- Dr. Wietske Kuijer-Siebelink
Werkpakket 1: Review van reviews naar de ontwikkeling van adaptieve expertise
De review van reviews is een systematische literatuurstudie naar het concept adaptieve expertise in de wetenschappelijke literatuur.
Werkpakket 1: Review van reviews naar de ontwikkeling van adaptieve expertise
De review van reviews beoogt een systematische literatuurstudie naar het concept adaptieve expertise in de wetenschappelijke literatuur. Welke conceptualiseringen worden gehanteerd, welke modellen voor de ontwikkeling van adaptieve expertise kunnen worden onderscheiden, en hoe verhouden flexibiliteit, adaptieve expertise en routine expertise zich tot elkaar? Verschilt de ontwikkeling tussen domeinen? De review van reviews beoogt niet alleen conceptuele helderheid te bieden, maar levert tevens een overzicht van (gevalideerde) meetinstrumenten van adaptieve expertise. De exposé van literatuur in het essay van Nieuwenhuis en Fluit (2019) en de literatuur die de deelnemers hebben ingebracht tijdens de werksessies ter voorbereiding op dit voorstel vormen een startpunt voor de ontwikkeling van zoekstrategieën. De zoekstrategie van werkpakket 1 zal afgestemd worden met die van werkpakket 2. De uitkomsten van deze review van reviews vormen input voor volgende werkpakketten: welke ontwikkelingsmodellen zijn bijvoorbeeld relevant als theoretische onderlegger voor de inrichting van onderwijsprogramma’s en welke assessment-instrumenten zijn voorhanden voor het in kaart brengen van de effectiviteit van die onderwijsinterventies? We beogen een wetenschappelijke publicatie, en valorisatie richting praktijk (zie werkpakket 7).
Werkpakketleiders
-
- Prof. dr. Jan van Tartwijk
-
- Prof. dr. Marieke van der Schaaf
Onderzoekers
-
- Drs. Elske Hissink
-
- Dr. Els Roskam-Pelgrim
-
- Dr. Wietske Kuijer-Siebelink
-
- Lotte Bus MSc.
Werkpakket 2: Realist review naar onderwijskundige interventies
Deze literatuurstudie beoogt antwoord te geven op de vraag hoe werkplekleren bijdraagt aan de ontwikkeling van adaptieve expertise in een hoger onderwijscontext, onder welke omstandigheden, hoe en waarom.
Werkpakket 2: Realist review naar onderwijskundige interventies
De realist review genereert de basis voor de explicitering van de theorieën die onder de verschillende vormen van innovatief werkplekleren worden verondersteld voor de ontwikkeling van adaptieve expertise. Op basis van een initiële programmatheorie en de centrale onderzoeksvraag formuleren wij sub-vragen van waaruit wij de literatuur bestuderen. We volgen de richtlijnen van Pawson et al. (1977) voor uitvoering en afbakening van de review en de richtlijnen van Wong et al. (2013) voor publicatie van de resultaten. We stemmen af met werkpakket 1, om het concept adaptieve expertise en te onderzoeken domeinen af te bakenen.
De realist review genereert de basis voor de explicitering van de theorieën die onder de verschillende vormen van innovatief werkplekleren worden verondersteld voor de ontwikkeling van adaptieve expertise. Op basis van een initiële programmatheorie en de centrale onderzoeksvraag formuleren wij sub-vragen van waaruit wij de literatuur bestuderen. We volgen de richtlijnen van Pawson et al. (1977) voor uitvoering en afbakening van de review en de richtlijnen van Wong et al. (2013) voor publicatie van de resultaten. We stemmen af met werkpakket 1, om het concept adaptieve expertise en te onderzoeken domeinen af te bakenen.
De realist benadering vraagt om een iteratieve aanpak waarbij de bevindingen uit elke fase binnen het team én met de klankbordgroep (zie hierna) en de overige consortiumpartners bediscussieerd worden. Op deze manier worden nieuwe inzichten verwerkt in het verder verzamelen en interpreteren van de data en daarmee de praktijktheorieën versterkt. Deze discussies zullen voor een belangrijk deel plaatsvinden in de werkbijeenkomsten zoals beschreven onder werkpakket7.
De uitkomsten van deze review vormen samen met de uitkomsten van werkpakket 1 de basis van het beschrijvings- en evaluatiekader (zoals uitgewerkt in werkpakket 3) waarmee de casestudies en cross-cases (werkpakket 4 en werkpakket 5) uitgevoerd worden. Daarnaast zullen de opbrengsten uit dit werkpakket worden verwerkt tot een wetenschappelijke publicatie en toegankelijk worden gemaakt voor praktijk (werkpakket 7).
Werkpakketleiders
-
- Dr. Marleen Groenier
-
- Prof.dr. Maaike Endedijk
Onderzoekers
-
- Dr. Jan Kamphorst
-
- Dr. Anne Khaled
-
- Dr. Wietske Kuijer-Siebelink
-
- Drs. Tanja Tankink
-
- Prof. dr. Lia Fluit
Werkpakket 3: Ontwikkeling van methodologie voor de case studies
Gebaseerd op een realist approach (Pawson & Tilley, 1997), levert dit werkpakket een onderzoekontwerp voor vergelijkende casestudies (werkpakket 4) en cross-case analyses (werkpakket 6), o.a. gebaseerd op de uitkomsten van WP1 en WP2.
Werkpakket 3: Ontwikkeling van methodologie voor de case studies
Gebaseerd op een realist approach (Pawson & Tilley, 1997), beoogt dit werkpakket een onderzoeksontwerp te maken voor casestudies (werkpakket 4) en thematische en cross-case analyses (werkpakket 5 en 6), o.a. gebaseerd op de uitkomsten van WP1 en WP2. Een proces bestaande uit vier stappen wordt ingezet, om een uitvoerbaar en onderbouwd onderzoeksontwerp in te richten en tegelijkertijd alle consortiumpartners in te voeren in de realist approach.
Stap 1. Ontwikkeling van een case-beschrijvingsformat voor hybride leeromgevingen (zie: Carvalho & Goodyear, 2018), wat gebruikt zal worden voor het beschrijven van de uitgangssituatie van elke betrokken case en mogelijk beschikbare data per case.
Stap 2. Resultaten van werkpakket 1 en werkpakket 2 worden vertaald in onderzoeksvragen c.q. hypothesen in de vorm van CMO-configuraties (context-mechanisme-opbrengst ketens), waarmee praktijktheorieën uit de cases kunnen worden geformaliseerd (mid-range theory).
Stap 3. In een matrixformat worden onderzoeksvragen en hypothesen toegewezen aan de meest voor de hand liggende cases, om de mogelijkheden om de programmatheorieën te verfijnen te optimaliseren (zie: Shearn e.a. 2017).
Stap 4. Ontwerp van een dataverzamelingsplan. Dataverzameling zal naar verwachting vooral plaats vinden tijdens de reguliere uitvoering van onderwijsactiviteiten en niet tijdens experimenteel ontworpen interventies (Pawson & Tilley, 1997). Betrokkenheid van studenten, docenten en professionals (betrokken in de leer-werkcontexten) zal worden nagestreefd.
De uitkomsten van dit werkpakket vormen de methodische basis voor de casestudies in werkpakket 4, de verdiepende studies in werkpakket 5 en de cross-case analyses in werkpakket 6.
Werkpakketleider
-
- Dr. Carla Oonk
Onderzoekers
-
- Dr. Irene Visscher-Voerman
-
- Prof. dr. Hans Savelberg
-
- Dr. Wietske Kuijer-Siebelink
Werkpakket 4: Uitvoering individuele casestudies
Het derde onderzoekjaar zal grotendeels worden besteed aan het beschrijven en vergelijken van de ingebrachte onderwijsinnovaties, op basis van de uitkomsten van werkpakket 1-3. Per case wordt een lokale programmatheorie opgesteld voor de ontwikkeling van adaptieve expertise.
Werkpakket 4: Uitvoering individuele casestudies
Het tweede onderzoeksjaar zal grotendeels worden besteed aan het beschrijven en vergelijken van de ingebrachte onderwijsinnovaties, op basis van de uitkomsten van werkpakket 1-3. De vraag die hierbij centraal staat is op welke wijze in de verschillende cases wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van adaptieve expertise en wat volgens hen de contextuele factoren, onderliggende mechanismen en resultaten zijn die hierbij een rol spelen.
De onderwijskundige ontwerpen en (impliciete) praktijktheorieën uit de cases worden onderworpen aan een evidence-informed assessment, met behulp van de CMO-ketens uit het format uit werkpakket 3. De casebeschrijvingen leveren een rijke bron aan informatie op over de interventies die instellingen hebben ontwikkeld en uitgevoerd. Per casestudie levert dat inzicht op in de werkzame mechanismen (wat werkt, waarom en onder welke omstandigheden). Vergelijkende analyses zullen worden uitgevoerd om op het spoor te komen van generaliseerbare inzichten. Denk hierbij aan een analyse die inzoomt op de ambitie van adaptieve expertise, de impact van domeinkenmerken, vormen van werkplekleren, studentbetrokkenheid en werkveldbetrokkenheid, vereisten aan de kwaliteiten van docenten en begeleiding en randvoorwaarden.
Dit werkpakket zal worden geleid door de collega’s van Fontys Hogescholen. Onderzoekers van de HAN, WUR en Hogeschool Utrecht zullen de casestudies begeleiden. Alle consortiumpartners zullen als case-eigenaar een actieve bijdrage leveren aan de casestudies, waarbij afgesproken is dat dit deels via in-kind cofinanciering zal geschieden, omdat elke ingebrachte onderwijsinnovatie ook binnen de eigen onderwijsinstelling onderzocht en geëvalueerd wordt.
De resultaten van de eerste vier werkpakketten zullen worden gerapporteerd in de interim-rapportage. In werkpakket 7 zullen adequate valorisatieactiviteiten worden ingezet, om deze resultaten toegankelijk te maken voor collega-instellingen in het HO.
Werkpakketleiders
-
- Dr. Petra Swennenhuis
-
- Dr. Wietske Kuijer-Siebelink
Onderzoekers
-
- Kazimier Helfenrath MSc.
-
- Lotte Bus MSc.
-
- Nienke Boere MSc.
-
- Dr. Anne Khaled
Werkpakket 5: Verdiepend onderzoek naar relevante thema’s i.r.t. AE ontwikkeling
In het laatste jaar van het project worden drie verdiepende studies uitgevoerd rondom thema’s die zich aandienen uit de voorgaande werkpakketten: taakcomplexiteit, rol van de opleider en samenwerking.
Werkpakket 5: Verdiepend onderzoek naar relevante thema's i.r.t. AE ontwikkeling
In het laatste jaar van het project worden drie verdiepende studies uitgevoerd rondom thema’s die zich aandienen uit de voorgaande werkpakketten: taakcomplexiteit, rol van de opleider en samenwerking.
Werkpakket 5a Taakcomplexiteit
De hypothese is dat door authenticiteit, taakcomplexiteit en mate van vrijheid lerenden in een situatie komen, waarin ze moeten leren navigeren in lastige contexten en worden uitgedaagd buiten hun eigen comfortzone te komen. De opdracht/ taak en leeromgeving biedt ruimte om fouten te mogen maken en daarop te reflecteren, waardoor de lerenden nieuwe inzichten verwerven over wat werkt en niet werkt in verschillende situaties en handelingsrepertoire opbouwen.
Werkpakketleiders
Onderzoekers
Werkpakket 5b Opleiders
De vraag die hier centraal staat is welke ondersteuning volgens studenten en opleiders (zowel vanuit het werkveld en vanuit de opleiding) bijdraagt aan de ontwikkeling van AE in werk-gerelateerde contexten. De verwachting is dat bepaalde specifieke gedragingen van opleiders bijdragen of misschien wel belemmerend werken voor de ontwikkeling van AE. Ook zal de context van de begeleiding, zoals rollen van verschillende opleiders of het beroep waarvoor wordt opgeleid, vermoedelijk een rol spelen.
Werkpakketleiders:
Onderzoekers:
Werkpakket 5c Samenwerking
De vraag die hier centraal staat is welke rol teamwork en cross-boundary learning heeft in de ontwikkeling van AE in werk-gerelateerde contexten. De verwachting is dat door interactie met anderen, lerenden hun eigen denkbeelden gaan heroverwegen, en moeten integreren om tot een aanpak van het probleem te komen (shifts).
Werkpakketleiders:
Onderzoekers:
Werkpakket 6: Cross-case-analyse en aanscherping van de initiële programmatheorie
Aan het einde van het onderzoeksprogramma is een werkpakket voorzien, gericht op een cross-case analyse waarmee de initiële programmatheorie zoals opgesteld in de eerste helft van dit project wordt aangescherpt. Ook de eindrapportage wordt opgeleverd. Voorlopig neemt de projectcoördinatie dit werkpakket onder haar hoede.
Werkpakket 6: Cross-case analyse en aanscherping van de initiële programmatheorie
In dit werkpakket wordt middels cross-case analyse de initiële programmatheorie zoals opgesteld in de eerste helft van dit project verder aangescherpt. Dit werkpakket geeft antwoord op de vraag in wat werkt, voor wie, onder welke omstandigheden en waarom in de ontwikkeling van adaptieve expertise in werkgerelateerde contexten.
Werkpakketleiders:
Onderzoekers:
Werkpakket 7: Valorisatie
Met werkpakket 7 willen we permanente aandacht organiseren voor valorisatie buiten het consortium (collega instellingen voor HO; professionele groepen; studenten- en alumni-organisaties) en voor toepasbaarheid van de resultaten voor verbetering van het hoger onderwijs.
Werkpakket 7: Valorisatie
Het onderzoeksprogramma naar flexibel hoger onderwijs is door NRO ingezet als praktijkgericht onderzoek. Dit uit zich intern in het programma in de gekozen methodiek en consortiumvorming. Met werkpakket 7 willen we permanente aandacht organiseren voor valorisatie buiten het consortium (collega instellingen voor HO; professionele groepen; studenten- en alumni-organisaties) en voor toepasbaarheid van de resultaten voor verbetering van het hoger onderwijs.
Uitgangspunten voor valorisatie:
- Het project is gericht op het ontwikkelen van zowel wetenschappelijke als ook praktisch toepasbare kennis en expertise (voor hoger onderwijs en leven lang leren in de beroepspraktijk).
- Beide doelgroepen (hoger onderwijs en beroepspraktijk) worden betrokken bij product- en dienstenontwikkeling, zodat het project niet alleen wetenschappelijke kennis genereert in de vorm van publicaties, maar ook toepasbare producten oplevert welke aansluiten bij de wensen het behoeften van de doelgroep.
- De werkconferenties, die zijn voorzien aan het eind van elk semester, zullen in elk geval ook publieke onderdelen omvatten, zodat collega’s van hogescholen en universiteiten de resultaten van het project kunnen volgen en we samen kunnen werken aan productontwikkeling.
- In overleg met NRO zal er gewerkt worden aan nieuwbrieven en websites rondom het project. Via deze kanalen en sociale media zullen berichten en video-animaties worden gedeeld.
De consortium partners zullen worden uitgedaagd en ondersteund om binnen hun eigen instelling het project wereldkundig te maken.
Werkpakketleider
-
- Prof. dr. Lia Fluit
-
- Drs. Tanja Tankink
Onderzoekers
-
- Prof. dr. Hans Savelberg
-
- Prof. dr. Wieger Bakker